ridiculiseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ri·di·cu·li·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ridiculiseren |
ridiculiseerde
- enkelvoud verleden tijd van ridiculiseren
- Ik ridiculiseerde.
- Jij ridiculiseerde.
- Hij, zij, het ridiculiseerde.
- Ik ridiculiseerde.