retten
- ret·ten
retten, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van ret
- IPA: / ˈʀɛtn̩ /
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
retten / ˈʀɛtn̩ / |
rettete / ˈʀɛtətə / |
gerettet / ɡəˈʀɛtət / |
volledig |
retten
- redden
- «Taucher aus Brabant haben vor der nigerianischen Küste nach 60 Stunden einen Schiffskoch aus einem gesunkenen Schleppschiff gerettet.»
- Brabantse duikers hebben voor de kust van Nigeria een scheepskok na 60 uur uit een gezonken sleepboot gered.
- «Taucher aus Brabant haben vor der nigerianischen Küste nach 60 Stunden einen Schiffskoch aus einem gesunkenen Schleppschiff gerettet.»
- ret·ten
Naar frequentie | 1192 |
---|
retten, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rett
retten, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rette
- ret·ten
retten, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rett