Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·tour·neert

Werkwoord

vervoeging van
retourneren

retourneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van retourneren
    • Jij retourneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van retourneren
    • Hij retourneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van retourneren
    • Retourneert!