vervoeging
onbepaalde wijs to  reside 
he/she/it  resides 
verleden tijd  resided 
voltooid
deelwoord
 resided 
onvoltooid
deelwoord
 residing 
gebiedende wijs  reside 

reside

  1. onovergankelijk berusten [2]
  2. onovergankelijk, (wonen) resideren, wonen




vervoeging van
residir

reside

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van residir
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van residir