repareert
- re·pa·reert
vervoeging van |
---|
repareren |
repareert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repareren
- Jij repareert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repareren
- Hij repareert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van repareren
- Repareert!
- Het woord repareert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.