repareerden
- Geluid: repareerden (hulp, bestand)
- re·pa·reer·den
vervoeging van |
---|
repareren |
repareerden
- meervoud verleden tijd van repareren
- Wij repareerden.
- Jullie repareerden.
- Zij repareerden.
- Wij repareerden.
- Het woord repareerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.