Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·me·di·eert

Werkwoord

vervoeging van
remediëren

remedieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van remediëren
    • Jij remedieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van remediëren
    • Hij remedieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van remediëren
    • Remedieert! 

Gangbaarheid