Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·lay·eert

Werkwoord

vervoeging van
relayeren

relayeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van relayeren
    • Jij relayeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van relayeren
    • Hij relayeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van relayeren
    • Relayeert! 

Gangbaarheid