Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·kwi·reert

Werkwoord

vervoeging van
rekwireren

rekwireert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rekwireren
    • Jij rekwireert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rekwireren
    • Hij rekwireert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rekwireren
    • Rekwireert! 

Gangbaarheid