reil
- reil
vervoeging van |
---|
reilen |
reil
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reilen
- Ik reil.
- gebiedende wijs van reilen
- Reil!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reilen
- Reil je?
- Het woord reil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
reil
- verouderde spelling of vorm van reile tot 2005
- (verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, mannelijk
reil
- verouderde spelling of vorm van reile tot 2005
- (verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, mannelijk