Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ha·bi·li·teert

Werkwoord

vervoeging van
rehabiliteren

rehabiliteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rehabiliteren
    • Jij rehabiliteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rehabiliteren
    • Hij rehabiliteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rehabiliteren
    • Rehabiliteert!