Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gu·leer

Werkwoord

vervoeging van
reguleren

reguleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reguleren
    • Ik reguleer. 
  2. gebiedende wijs van reguleren
    • Reguleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reguleren
    • Reguleer je?