Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ge·rin·gen

Zelfstandig naamwoord

de regeringenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord regering


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ge·rin·gen
Naar frequentie 1958

Zelfstandig naamwoord

regeringen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van regering


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ge·rin·gen
Naar frequentie 1618

Zelfstandig naamwoord

regeringen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van regering