Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ga·leert

Werkwoord

vervoeging van
regaleren

regaleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van regaleren
    • Jij regaleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van regaleren
    • Hij regaleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van regaleren
    • Regaleert! 

Gangbaarheid