redeneer
- re·de·neer
vervoeging van |
---|
redeneren |
redeneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van redeneren
- Ik redeneer.
- gebiedende wijs van redeneren
- Redeneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van redeneren
- Redeneer je?
- Het woord redeneer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.