• re·in·car·neert
vervoeging van
reïncarneren

reïncarneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reïncarneren
    • Jij reïncarneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reïncarneren
    • Hij reïncarneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van reïncarneren
    • Reïncarneert!