Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rap·pel·leert

Werkwoord

vervoeging van
rappelleren

rappelleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rappelleren
    • Jij rappelleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rappelleren
    • Hij rappelleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rappelleren
    • Rappelleert! 

Gangbaarheid