• ra·pal·je

rapalje

  1. verouderde spelling of vorm van rapaille tot 1955
     En wat een rapalje had hij om zich, landlopers en snollen!...[1]
73 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron De wandelende Jood in: August Vermeylen, Verzameld werk. Deel 1 (1952), Uitgeversmaatschappij A. Manteau, Brussel, p. 69
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be