raaskalt
- raas·kalt
vervoeging van |
---|
raaskallen |
raaskalt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raaskallen
- Jij raaskalt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raaskallen
- Hij raaskalt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van raaskallen
- Raaskalt!
- Het woord raaskalt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.