• raas·kalt
vervoeging van
raaskallen

raaskalt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raaskallen
    • Jij raaskalt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raaskallen
    • Hij raaskalt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van raaskallen
    • Raaskalt!