Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • que·ru·le·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
queruleren
queruleerde
gequeruleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

queruleren

  1. inergatief ongegrond klagen om wille van het klagen
    • Hij queruleerde onophoudelijk en maakte zich daarmee erg onpopulair. 

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be