Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pu·reer

Werkwoord

vervoeging van
pureren

pureer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pureren
    • Ik pureer. 
  2. gebiedende wijs van pureren
    • Pureer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pureren
    • Pureer je?