Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • punc·teer

Werkwoord

vervoeging van
puncteren

puncteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van puncteren
    • Ik puncteer. 
  2. gebiedende wijs van puncteren
    • Puncteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van puncteren
    • Puncteer je? 

Gangbaarheid