enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  puceau     le puceau     puceaux     les puceaux  

puceau m

  1. (spreektaal) maagdelijke jongen, blaag, broekie,knaap, man die nog maagd is [1]
    «Imaginez un jeune puceau de dix-neuf ans, qui somnolait encore dans les limbes de l'adolescence, et n'avait jamais connu que les bla-bla révolutionnaires sur le patriotisme, le communisme, l'idéologie et la propagande. [2]»
    Stel u zich een jong broekie van negentien voor, die nog vertoefde in de dagdromen van de adolescentie en die nooit anders gekend had dan revolutionair geleuter over patriotisme, communisme, ideologie en propaganda.