• prut·telt
vervoeging van
pruttelen

pruttelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pruttelen
    • Jij pruttelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pruttelen
    • Hij pruttelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pruttelen
    • Pruttelt!