• pro·vi·an·deer
vervoeging van
provianderen

proviandeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van provianderen
    • Ik proviandeer. 
  2. gebiedende wijs van provianderen
    • Proviandeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van provianderen
    • Proviandeer je?