Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·nos·ti·keer·den

Werkwoord

vervoeging van
pronostikeren

pronostikeerden

  1. meervoud verleden tijd van pronostikeren
    • Wij pronostikeerden. 
    • Jullie pronostikeerden. 
    • Zij pronostikeerden. 

Gangbaarheid