profeteert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: profeteert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pro·fe·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
profeteren |
profeteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van profeteren
- Jij profeteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van profeteren
- Hij profeteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van profeteren
- Profeteert!