proestte
- proest·te
vervoeging van |
---|
proesten |
proestte
- enkelvoud verleden tijd van proesten
- Ik proestte.
- Jij proestte.
- Hij, zij, het proestte.
- Ik proestte.
- Het woord proestte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
proesten |
proestte