proclameerde
- pro·cla·meer·de
vervoeging van |
---|
proclameren |
proclameerde
- enkelvoud verleden tijd van proclameren
- Ik proclameerde.
- Jij proclameerde.
- Hij, zij, het proclameerde.
- Ik proclameerde.
- Het woord proclameerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.