prepareert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: prepareert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pre·pa·reert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
prepareren |
prepareert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prepareren
- Jij prepareert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prepareren
- Hij prepareert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van prepareren
- Prepareert!