predikten
- pre·dik·ten
vervoeging van |
---|
prediken |
predikten
- meervoud verleden tijd van prediken
- Wij predikten.
- Jullie predikten.
- Zij predikten.
- Wij predikten.
- ▸ Wat er belangrijk aan was, was dat deze rechtszaken en de reportagereeks van Reporter-Magasinet de ogen moesten hebben geopend van hen die zich met bijna religieus, of in elk geval blind, vertrouwen hadden laten verleiden door alle profeten die predikten over verdrongen herinneringen aan seksuele vergrijpen.[1]
- Het woord predikten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149