pratique
- praktisch
- gemakkelijk
pratique
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van pratiquer
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van pratiquer
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van pratiquer