enkelvoud meervoud
  mannelijk  /
  vrouwelijk  
pratique pratiques

pratique

  1. praktisch
  2. gemakkelijk
vervoeging van
pratiquer

pratique

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van pratiquer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van pratiquer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van pratiquer