prakkiseerden
- prak·ki·seer·den
vervoeging van |
---|
prakkiseren |
prakkiseerden
- meervoud verleden tijd van prakkiseren
- Wij prakkiseerden.
- Jullie prakkiseerden.
- Zij prakkiseerden.
- Wij prakkiseerden.
- Het woord prakkiseerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.