• prak·ke·seert
vervoeging van
prakkeseren

prakkeseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prakkeseren
    • Jij prakkeseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prakkeseren
    • Hij prakkeseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van prakkeseren
    • Prakkeseert!