• prak·ke·seer
vervoeging van
prakkeseren

prakkeseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prakkeseren
    • Ik prakkeseer. 
  2. gebiedende wijs van prakkeseren
    • Prakkeseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prakkeseren
    • Prakkeseer je?