• IPA: /pratsujɛm/
  • pra·cu·jem

pracujem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van pracovať


  • IPA: /pratsʊjɛm/
  • pra·cu·jem

pracujem

  1. eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord pracovat