praatte aaneen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- praat·te aan·een
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aaneenpraten |
praatte aaneen
- enkelvoud verleden tijd van aaneenpraten
- Ik praatte aaneen.
- Jij praatte aaneen.
- Hij, zij, het praatte aaneen.
- Ik praatte aaneen.