praamden
- praam·den
vervoeging van |
---|
pramen |
praamden
- meervoud verleden tijd van pramen
- Wij praamden.
- Jullie praamden.
- Zij praamden.
- Wij praamden.
- Het woord praamden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
pramen |
praamden