praai
- praai
vervoeging van |
---|
praaien |
praai
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van praaien
- Ik praai.
- gebiedende wijs van praaien
- Praai!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van praaien
- Praai je?
- Het woord praai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.