Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pot·ver·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
potverteren

potverteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van potverteren
    • Ik potverteerde. 
    • Jij potverteerde. 
    • Hij, zij, het potverteerde. 
  2. verbogen vorm van potverteerd, voltooid deelwoord van potverteren