poloot
- po·loot
vervoeging van |
---|
poloën |
poloot
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poloën
- Jij poloot.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poloën
- Hij poloot.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van poloën
- Poloot!
- Het woord poloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.