Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·li·ti·ci

Zelfstandig naamwoord

de politicimv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord politicus
     Het deed hem bijna plezier, gaf hij tenminste voor zichzelf toe, hij zou het niet hardop zeggen, om te lezen hoe de Franse generaals en politici gedwongen waren hun capitulatie te ondertekenen in dezelfde spoorwagon waarin ze het begin van die vreselijke Vrede van Versailles hadden gedicteerd.[1]

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be