Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plekt

Werkwoord

vervoeging van
plekken

plekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plekken
    • Jij plekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plekken
    • Hij plekt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van plekken
    • Plekt!