• pla·ví

plaví

  1. nominatief bezield mannelijk meervoud van plavý
  2. vocatief bezield mannelijk meervoud van plavý

plaví

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord plavit
  2. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord plavit