planteert
- plan·teert
vervoeging van |
---|
planteren |
planteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van planteren
- Jij planteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van planteren
- Hij planteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van planteren
- Planteert!
- Het woord planteert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.