plaatsvond
- Geluid: plaatsvond (hulp, bestand)
- plaats·vond
vervoeging van |
---|
plaatsvinden |
plaatsvond
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van plaatsvinden
- ... dat ik plaatsvond.
- ... dat jij plaatsvond.
- ... dat hij, zij, het plaatsvond.
- ... dat ik plaatsvond.
- ▸ Het was dus maar zeer de vraag of het iets had uitgemaakt als hijzelf aanwezig had kunnen zijn bij de laatste fase van het storten, toen het ongeluk plaatsvond.[1]
- Het woord plaatsvond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142