plaatshad
- plaats·had
vervoeging van |
---|
plaatshebben |
plaatshad
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van plaatshebben
- ... dat ik plaatshad.
- ... dat jij plaatshad.
- ... dat hij, zij, het plaatshad.
- ... dat ik plaatshad.
- Het woord plaatshad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.