pingpongde
- Geluid: pingpongde (hulp, bestand)
- ping·pong·de
vervoeging van |
---|
pingpongen |
pingpongde
- enkelvoud verleden tijd van pingpongen
- Ik pingpongde.
- Jij pingpongde.
- Hij, zij, het pingpongde.
- Ik pingpongde.
- Het woord pingpongde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.