Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pie·melt

Werkwoord

vervoeging van
piemelen

piemelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van piemelen
    • Jij piemelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van piemelen
    • Hij piemelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van piemelen
    • Piemelt! 

Gangbaarheid