• pas·se·rer
Naar frequentie 5742

passerer

  1. voltooid deelwoord van passere


  • pas·se·rer
Naar frequentie 5289

passerer

  1. verleden tijd van passere
  2. voltooid deelwoord van passere

passerer, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van passer


  • pas·se·rer

passerer

  1. verleden tijd van passere
  2. voltooid deelwoord van passere